INTRO
Al vele jaren heb ik de volgende vraag moeten
beantwoorden. Wat is het verschil tussen een amateur- en een
beroepsmuzikant?
Mijn antwoord is altijd hetzelfde gebleven:
“Een amateur-muzikant werkt ook overdag”.
Toen de Amerikaanse trompettist Emmanuel
“Mannie” Klein (1908-1994) in 1978 bij mij logeerde, vroeg
ik hem wat volgens hem het verschil is tussen een amateur- en een
beroepsmusicus. Mannie vertelde dat er volgens hem in principe geen
verschil is.
Als je in het openbaar muziek maakt, of het nu om
een reiskostenvergoeding gaat of een hoge gage, dan moet je rekening
houden met kritiek en/of complimenten.
Talent, feeling en zelfkritiek is het voornaamste
dat telt en niet de amateur- of beroepsstatus. Mannie voegde er nog aan
toe, dat men ook van een amateur jazzmusicus mag verwachten dat hij
naast het improviseren ook de melodie kent van het ten gehore gebrachte
nummer. Tot slot zei Mannie Klein nog, dat een in vergetelheid geraakt
“verse” van een nummer en vooral hier en daar een modulatie
(toonaardwisseling) de scherpte en alertheid van de orkestleden ten
goede komt. Zuiver intoneren en werken aan een goede toon geldt voor
iedereen die een muziekinstrument bespeelt, aldus Mannie Klein.
DE BASIN STREET JAZZBAND
Wat mij het eerste opviel bij het beluisteren van
de opnamen, was dat het goede samenspel tijdens de collectieven een van
de sterkste punten van de band is. De blazers worden ondersteund door
een ritmesectie die een goede en swingende ondergrond produceert. De
relaxed vertolkte pianosoli zijn goed gedoseerd en vormen rustgevende
oases in een wereld van klaterende klanken.
Het grootste compliment kreeg de “Basin
Street Jazzband” van mijn buurvrouw. Na het beluisteren van
enkele nummers riep ze spontaan: “Ze spelen allemaal door elkaar
heen en het klinkt allemaal hetzelfde”. Met andere woorden, de
“Basin Street Jazzband” heeft dus, zelfs voor een leek op
jazzgebied, duidelijk een herkenbaar eigen geluid. Er is geen sprake
van imitatie of het kopiëren van plaatopnamen van oude ,meesters.
In plaats daarvan is een eigen bescheiden en vooral integere muzikale
opvatting van de orkestleden te horen. Enkele van de muzikanten
doubleren vaardig op andere instrumenten. Naast de altsax soli en een
washboard feature is ook enkele malen een gestreken bas te horen. Drie
nummers zijn bovendien voorzien van een “vocal refrain”,
zoals dat vroeger werd genoemd. De dikwijls minder bekende nummers
worden integer vertolkt door gelouterde musici. Voor de echte
liefhebber is deze uitgave van CAT JAZZ, het label dat al zoveel
interessante Nederlandse jazzuitingen op de markt heeft gebracht, een
bijzondere aanwinst.
HET REPERTOIRE
Het op deze CD vastgelegde repertoire is
buitengewoon interessant. Voor de fijnproevers, die wel eens wat anders
willen horen dan de overbekende nummers in Dixielandstijl, om van te
smullen.
De titelsong van deze CD, “I Ain’t
Gonna Tell Nobody” werd gecomponeerd door
pianist/orkestleider/componist Richard Mariney “Myknee”
Jones (1889-1945). Dit weinig gehoorde nummer werd in 1923 in Chicago
op de grammofoonplaat vastgelegd door de Creole Jazz Band van Joe
“King” Oliver.
Het is een goede gedachte geweest enkele
composities te vertolken van een van de eerste prominente vrouwen in de
jazzhistorie, namelijk de pianiste Lillian “Lil” Hardin
(1902-1971).
Dat goed in het gehoor liggende deunen zelfs door
amateurs niet altijd vergeten worden, blijkt uit de overige titels.
Naast “Charley, My Boy”, de grote hit uit 1924 van
bandleider/componist Ted Fiorito, is te horen “The lonesomest
Girl In Town” uit 1925. Het werd gecomponeerd door Jimmy McHugh
en Irving Mills. De tekst is van Al Dubin. Dit oorspronkelijke aardige
walsmelodietje is volkomen terecht in het jazzrepertoire beland.
Ook interessant is het bijna 100 jaar oude werkje
“Yama Yama Man”. Het werd in de Verenigde Staten
gecomponeerd door een kersverse immigrant uitTsjecho-Slowakije,
namelijk Karl Hoschna (1877-1911). Met een tekst van Collin Davis werd
het een van de grootste “hits” van het jaar 1908
In 1926 werd “Coney Island Washboard”
met groot succes gelanceerd. De componisten waren Hampton Durand en
Jerry Adams. Voor de tekst zorgden Ned Nestor en Claude Shugart.
“Sweet Lotus Blossom” is een in
vergetelheid geraakte compositie van de bekende song-writers Arthur
Johnston en Sam Coslow. De twee op de grammofoonplaat bewaarde
“classics” van de befaamde jazzband de “New Orleans
Rythm Kings” (“She’s Crying For Me” en “I
Never Knew What A Girl Could Do”) zijn zeker waard om weer eens
gehoord te worden.
Verder is ook een compositie te horen van de New
Orleans pianist Ferdinand Lemott, beter bekend als “Jelly-Roll
“ Morton, met de toepasselijke titel “If Someone Would Only
Love Me” uit 1930.
“Messin Around”was vooral in Chicago
tijdens 1926 een populair nummer. Het is een compositie van de New
Orleans banjoïst/gitarist Johnny St.Cyr (1890-1966) en
orkestleider Charles “Doc” Cooke (1891-1958).
Tot slot, over “West Of The
Mississippi” van James Dapogny heb ik in mijn archief geen
informatie kunnen vinden.
Een compliment aan het adres van de BASIN STREET
JAZZBAND voor de interessante repertoirekeuze is zeker op zijn plaats.
De gelukkige bezitter van deze CAT JAZZ-CD wens ik dan ook veel
luisterplezier.
Amsterdam, april 2002
Herman Openneer
(verslag uit clubblad Jazzclub Assen)
Wat geweest is,
Koffieconcert: “Basin Street
Jazzband”
De Schalm (ICO), zondagmorgen, 23 februari 2003
Wat de Schalmzaal aan gezelligheid mist, maakt de
voortreffelijke akoestiek ruimschoots weer goed. Je kunt er, net als in
de Statenzaal, uitstekend zonder geluidsapparatuur spelen. Dat er voor
zang en bas een microfoon nodig is, nou ja dat is dan een compromis.
Maar nogmaals, wat was ik blij dat dit orkest in
deze zaal kon optreden. Zelden heb ik een band beluisterd waar de
onderlinge balans zo perfect was als op deze serene zondagmorgen.
Het mag een wonder heten dat je zeven –
inmiddels al wat ouder geworden “gelijkgerichte”
–kerels bij elkaar kunt vinden en houden, die deze muziek samen
op zo’n voortreffelijk niveau kunnen uitvoeren. En opvallend is,
met zo’n onderling gelijkwaardig – hoog – niveau ,
dat je niet kunt zeggen dat iemand beter of minder goed is dan zijn
buurman. En in deze bezetting en stijlsoort is dat bijzonder plezierig.
Volledig in de greep.
De collegezaal-achtige tribune voor de luisteraars
zorgt er – ondanks de ongezelligheid – wel voor dat je niet
afgeleid wordt door allerlei bar-geluiden etc. en daardoor kwam het
orkest ook volledig tot zijn recht. Overigens voelde je ook niet de
behoefte je af te laten leiden; er viel in deze concertopstelling van
de “Basin Street Jazzband” zoveel muzikaal-interessants te
beluisteren dat ze mij althans volledig in de greep hadden en hielden.
Bovendien maakten ze een goed uitgebalanceerd gebruik van de
“hulpmiddelen” die je in de jazz tendienste staan, zoals
bijvoorbeeld dempers voor cornet en trombone.
Slagwerker Ger Booiman spande hier zeker wel de
kroon met zijn: washboard, train-wistle, chinese gong, bel, woodblock
en tamboerijn. Trouwens, zijn drumstijl op zich is al zeer opmerkelijk,
zelfs in een woord: kostelijk! Een en al afwisseling in gebruik van
bekkens, kleine trom enzovoort. En dat alles in een heel
“klein” fijnzinnig volume. En wat vond u van zijn
washboardsolo in het nummer “Coney Island Washboard” ?
Schitterend toch! Hoe weinig tref je dat vandaag de dag nog aan. En het
heerlijke “treintoetertje” (train-wistle) in het nummer
“West of the Mississippi”. Enfin, zo kan ik nog wel even
doorgaan, en dat doe ik dan ook!
Over de hele linie viel er veel te genieten,
bijvoorbeeld in “I never knew what a gal could could do” de
afwisselend “gestopte”- en “open” trombonesolo
van Richard Cochrane en waarin tevens ook prachtige soli van piano,
klarinet en cornet te beluisteren vielen.
Hoogstandje van oude jazz..
Dan de keuze van de stukken. Ik laat nog even ons
oud-bestuurslid van onze Groninger “Roaring Twenties Club”
Henk Zwartenkot (in zijn recensie van de laatste CD van de band
in het blad “Doctor Jazz”) aan het woord: “Elk nummer
is een hoogstandje van oude jazz! Fris en relaxed gebracht, terwijl de
jaren twintig toch overduidelijk aanwezig zijn.”
Ik had nog even een gesprekje met Ton van Brussel
(cornet/vocals/leader), die mij vertelde steeds op zoek te zijn naar
oude, soms heel onbekende, stukken uit de jaren twintig die zijn
voorkeur genieten, evenals de “Frisco-Jazz”, en waarvan hij
dan ook de arrangementen voor zijn rekening neemt.
Enfin, het is wel duidelijk dat er voor velen onder
ons nogal wat stukken op het programma stonden die nou niet direct
onder de noemer ”gesneden koek” vielen.
Ook ik moest nogal wat titels bij de band opvragen;
stukken die ik in jaren niet meer gehoord had of mij onbekend
voorkwamen. Kan toch, nietwaar? Maar dat ervaar ik als zeer
verfrissend.
Ik kan niet onmiddellijk aangeven wat ik
persoonlijk de “toppers“ van het concert vond. Zeker is dat
o.a. “Sweet Lotus Blossom”, “Working Man Blues”
en “She Is Crying For Me” daar bij zijn.
Natuurlijk heeft u allen wel het aardige
arrangement herkend van “The Saints” en “Ice
Cream” (“In no time, anders smelt de boel” was
de komische aankondiging van klarinettist Ruud Ditmarsch). Het moet
gezegd, ik vond de aankondigingen van Ditmarsch in hoge mate bijdragen
aan de relaxte, gezellige sfeer.
Samenvattend: een zeer homogeen, stijlvol en
stijlvast orkest, met een zeer te waarderen “oude-stijl”
keuze stukken. Voor een amateurorkest een bijzonder hoog muzikaal
niveau!
Wat het volume aangaat: uitermate plezierig, waar
volgens de leider/cornettist ook bewust voor gekozen wordt.
Al met al, een fijne zondagmorgen!!
Henk Kuipers